24

 

‘Is er veel in de kranten over geschreven ?’ ‘Een redelijke hoeveelheid. Twee of drie stukken in La Provencal, op z’n minst. Waarschijnlijk heeft de zaak in een bepaald stadium zelfs Le Figaro of Le Monde gehaald, hoewel waarschijnlijk in een overzichtsartikel en in combinatie met andere kindermoorden.’

‘Wanneer weet je dat zeker ?’ vroeg Marinella. Haar bezorgdheid klonk door in haar stem, merkte ze, of misschien klonk ze zelfs zoals ze zich voelde: wanhopig, verslagen. Philippe beschreef hoe hij de halve ochtend heen en weer was gerend tussen bibliotheken en persbureaus. ‘Maar ik denk dat ik eindelijk een paar betrouwbare bronnen heb gevonden. Ik heb hun mijn faxnummer op de universiteit gegeven. Ik hoop de resultaten van hun zoektocht en de kopieën van de microfiches binnen een paar uur binnen te krijgen.’

Ze kon dus niets anders doen dan wachten totdat Philippe zijn faxen binnenkreeg. David Lambourne was in zijn spreekkamer met een patiënt, en het kostte haar moeite om hier in de wachtkamer bij de telefoon te blijven zitten. Ze wilde meteen met hem van gedachten wisselen. Was dat puur om sommige van haar frustraties af te reageren, of om een tweede standpunt te horen ?

Ze staarde naar de telefoon. Als het later op de dag was geweest, had ze nog naar Sebastian en haar vader kunnen bellen, maar het was pas tien over vijf in de ochtend in Charlottesville. Bovendien had ze hen de vorige dag nog gebeld. Haar vader had rode poon met pepers klaargemaakt, met bonenrijst voor daarna, en de dag daarvoor hadden ze kip arroz brut gegeten, en hij klonk als een ober die in een restaurant het menu voorlas. Sebastian had het leuk gevonden om een maand lang bij haar vader te logeren. En als ze de universiteit wilde bellen – om te vragen wat er de afgelopen dagen was gebeurd, of een paar dingen met Donaldson te bespreken – zou ze nóg langer moeten wachten, bijna vier uur. Ze besloot een stuk te gaan wandelen om een deel van haar rusteloosheid kwijt te raken.

Ze liep bijna een kilometer en kwam terecht op Covent Garden. Ze besloot een kop koffie te gaan drinken op het plein en vond een delicatessenwinkeltje met een terras. Een strijkkwartet speelde Vivaldi terwijl ze kleine slokjes cappuccino nam. Het was nog maar een dag geleden dat ze zo enthousiast was geweest over de case. Die natuurlijke roes van opwinding toen dat eerste stukje concrete informatie vrijkwam. Philippe had de overlijdensakte gevonden op de burgerlijke stand van het stadhuis van Bauriac: Christian Yves Rosselot. Overleden op 23 augustus 1963, om zes minuten voor tien ’s avonds. Ouders: Monique en Jean-Luc. Adres: Rue des Rigouards, Taragnon. De jongen bestond niet alleen, maar de andere details klopten ook ! Maar de ambtenaar van de burgerlijke stand had gezegd dat er een briefje van een lijkschouwer aan de akte zat bevestigd. Marinella had Philippe gevraagd het na te gaan. Briefjes van lijkschouwers waren op zichzelf niets bijzonders en kwamen bij allerlei vormen van een onnatuurlijke dood voor, dus ze was niet onmiddellijk in paniek geraakt. Tegen het eind van die dag, nadat Philippe het spoor was gevolgd naar het kantoor van de lijkschouwer en het Ministère Publique dat het onderzoek had gelast, belde hij haar op en liet hij de bom vallen: de jongen was het slachtoffer van een moord geweest, een zaak die toen in die streek heel wat stof had doen opwaaien. Het was voor Philippe te laat geweest om die dag nog meer speurwerk te doen, want de bibliotheken en stadhuizen in Frankrijk waren al gesloten, en ze zou tot morgenochtend moeten wachten om bevestigd te horen waar ze zo bang voor was.

Aan de rand van het plein goochelde een mimespeler met drie rode ballen die hij met dramatische bewegingen achter zijn in witte handschoenen gehulde handen liet verdwijnen. Het leek een beetje op deze case: het ene moment zag je hem, het andere moment niet. Als ze doorging en haar artikel publiceerde, zouden ze haar thuis in Virginia uitlachen. Een belangrijke moordzaak die breed was uitgemeten in de pers. Bijna net zo erg als wanneer de jongen had beweerd dat hij Maurice Chevalier of Jeanne d’Arc was. Alle details hadden door hem opgezocht kunnen worden. Wat haar nog enige hoop gaf waren de ouderdom van de artikelen en de weinige gegevens daarin over het gezin in Frankrijk. Maar ze wist heel goed dat het oordeel van de sceptici meedogenloos zou zijn: oude kranten die waren bewaard door familieleden die daar op vakantie waren geweest, recente boeken over prominente moordzaken uit voorbije jaren, nieuwe krantenartikelen die terugverwezen naar zaken uit het verleden. Ze wist dat ze niet eens kon beginnen met nadenken over haar verdediging; ze moest wachten tot ze nieuws kreeg van Philippe en pas dan zou ze de volle omvang van de schade kunnen vaststellen. Ze voelde zich moedeloos en verslagen. Eindelijk stond ze op de drempel van wat een opwindende case leek te worden, om hem vervolgens vlak voor haar ogen in rook te zien opgaan. Werd dit een vast patroon in haar leven ? Veelbelovende cases die steeds weer in teleurstellingen eindigden ? Misschien kon ze beter meteen de eerste vlucht terug naar Virginia nemen, het snel uit haar hoofd zetten, zich weer op haar werk storten en zich daarmee bezighouden. Ze keek op haar horloge. Lambournes sessie zou een paar minuten geleden afgelopen moeten zijn. Ze ging terug. David had een pot thee gezet toen ze binnen kwam lopen. Hij bood haar een kop aan, maar ze bedankte hem. Ik heb net koffie gedronken.’

Ze kwam terug op haar bezorgdheid van de vorige avond en legde hem de details voor: zoals ze had gevreesd, hadden de media aandacht besteed aan de zaak, en sinds het begin van de middag wist ze hoeveel. Ze zouden er rekening mee moeten houden dat de case gespeeld was, of – in het gunstigste geval – dat het onderbewustzijn beïnvloed was. Als zij dat standpunt niet innamen, zouden de critici dat zeker wel doen. Van de case en eventuele publicaties erover zou niets terechtkomen. ‘Het spijt me, David, maar als het nieuws van Philippe bevestigt wat ik vrees, gooi ik de handdoek in de ring. Ik ben al vier dagen gescheiden van mijn zoon en het heeft geen zin om hier te blijven als ik een zoveelste teleurstelling tegemoet ga.’

Lambourne stak zijn hand op om haar te stoppen. ‘Wacht even. Als je de mening van de sceptici opzij zet, wat denk je dan ? Denk je echt dat de jongen het speelt ?’

‘Ik weet het niet.’ Ze dacht aan de kwetsbare, verloren stem en hoe overtuigend hij had geklonken. Ze schudde haar hoofd. ‘Het is allebei mogelijk. Het ziet er verdacht uit, dat is alles. Maar ik moet een veilig standpunt innemen, rekening houden met de keerzijde van de medaille. Als ik dat niet doe, zullen anderen dat voor me doen, en me er vervolgens mee om de oren slaan. Ze zullen me voor gek zetten.’

Lambourne stond op het punt om te zeggen: is dat het enige wat telt, dat je voor gek wordt gezet ? Maar hij besloot ervan af te zien. Het was te hard. ‘Weet je zeker dat je niet te voorbarig bent met het voorspellen wat de critici hier misschien over zouden kunnen denken ? Probeer je je, zoals Donaldson al eens opmerkte, niet te veel in de kijker te spelen ?’ ‘Dat kan Donaldson gemakkelijk zeggen; hij is nooit door de critici aangepakt zoals ik. Hij geeft nooit interviews. Hij gaat gewoon naar India of waar ook naartoe, schrijft zijn publicaties en boeken, en als de critici het niet eens zijn met zijn bevindingen, zal het hem een zorg zijn. Hij laat hen gewoon kletsen. Hij zit in zijn eigen kleine academische huisje dat hem beschermt tegen dit alles. In tegenstelling tot mij hoeft hij geen zitting te nemen in panels en het op te nemen tegen professor Novison en zijn speciale onderzoeksteam van idioten van de BV Sceptici en de priesters van de platte aarde die gemakshalve vergeten dat meer dan de helft van de religies op deze aarde gelooft in reïncarnatie. Donaldson kan gemakkelijk zeggen dat ik me in de kijker probeer te spelen, want hij heeft absoluut geen idee wat dat…’ Marinella onderbrak zichzelf af toen ze David Lambournes gezichtsuitdrukking zag. Was hij geschrokken van haar heftige gevoelens, of voelde hij zich opgelaten omdat ze haar twijfels over Donaldson uitsprak ? Ze slaakte een diepe, vermoeide zucht en verontschuldigde zich, gaf toe dat de druk van een veelbelovende case die haar dreigde te ontglippen haar even te veel was geworden. Ze liet licht beschaamd haar hoofd hangen. ‘Donaldson heeft fantastisch werk gedaan en binnen het vak een reputatie opgebouwd die ik nooit zal kunnen evenaren. Ik had hem niet zo moeten bekritiseren. Het spijt me.’ Lambourne maakte een gerustellend gebaar. ‘Dus, wat wil je doen ? Wegrennen voor de regen van kritiek die misschien op je zal neerdalen en het nu opgeven… of de strijd voortzetten ?’ ‘Ik weet het niet.’ Marinella dacht even na. Toen begon ze plotseling te glimlachen. ‘Je zou je zorgen moeten maken. Als dit allemaal nep is, is je patiënt in elk geval niet ziek. Misschien misleid door inventieve, sensatiebeluste idioten van stiefouders, maar niet psychisch gestoord.’

Lambourne keek haar vriendelijk glimlachend aan. ‘Behalve één ding. Ik geloof die jongen toevallig. En ik ben vastbesloten om alles te proberen om hem van zijn probleem af te helpen.’ Marinella knikte. ‘Weet je, ik geloof hem ook. Ongeacht hoe de sceptici dat later misschien ook zullen interpreteren.’ Nu de sfeer de juiste was, probeerde Lambourne haar weer wat moed in te spreken. Hij verzekerde haar dat haar bezorgdheid over de critici zowel voorbarig als vermoedelijk ongefundeerd was. Hij wees haar op het belang van het eerste rapport van dokter Torrens en het bewijs dat uit zijn eigen sessies tevoorschijn was gekomen. Te veel mensen om het allemaal mis te hebben. ‘En wat hebben de Capels gedaan… het ongeluk en het coma soms ook in scène gezet ?’ De statistici zouden zich vermoedelijk ook aan haar kant scharen. ‘Hoeveel regressies heb je hiervoor meegemaakt waarin mensen waren vermoord ?’ ‘Maar één. Het slachtoffer van een politieke zuiveringsactie net na de Amerikaanse Burgeroorlog. Staat niets van op papier. Maar ik geloof dat Donaldson één of twee cases heeft.’ ‘Ik wed dat als je de archieven checkt, je zult ontdekken dat regressies waarin een moord voorkomt een bijna exacte weerspiegeling zijn van het echte leven, als je ze vergelijkt met andere manieren van overlijden. Eén op de vijfhonderd, één op de duizend… zoiets.’

Marinella wist dat eerdere studies hadden aangetoond dat regressies inderdaad een goede weerspiegeling van het echte leven waren: 51 procent mannen, 49 procent vrouwen, beide seksen voor het merendeel met een gemiddelde of wat minder goede achtergrond, heel weinig rijke of vooraanstaande personen. Ze kon zich niet herinneren of er ooit onderzoek was gedaan naar slachtoffers van moorden.

‘En de meeste moorden die sinds de eeuwwisseling hebben plaatsgevonden, hebben de krant gehaald, dus dat is niet zo ongewoon.’ Lambourne trok een wenkbrauw op. ‘Heb je de East Kent Gazette ooit gelezen, of ervan gehoord ? Of misschien een Mexicaanse krant ?’

‘Nee.’

‘Nou, de kans dat de Capels een provinciale Zuid-Franse krant van dertig jaar geleden hebben gelezen, is ongeveer even groot.

Vergeet het !’

‘Maar het kan ook in Le Monde hebben gestaan, of in kleinere artikeltjes die zijn doorgedrongen tot de Britse pers. En dan blijft er nog de mogelijkheid van de boeken over moordzaken uit het verleden.’

‘Voor Le Monde zul je moeten wachten op nieuws van Philippe. Maar de rest zou je zelf kunnen checken. Er is een goede bibliotheek niet ver van Chancery Lane. In een paar uur tijd kun je het allemaal nagezocht hebben.’

Marinella beet zachtjes op haar lip. ‘Het is niet alleen voor hen… het is ook om mezelf te overtuigen. Het vertrouwen en enthousiasme terug te winnen om door te gaan.’ Lambourne wist niet zeker of hij haar had overtuigd of niet. Toen hij aan zijn volgende sessie begon; zat ze er nog steeds. Misschien zat ze op het telefoontje van Philippe te wachten, of was ze nog steeds alles op een rijtje aan het zetten. Toen hij echter klaar was met zijn sessie, was ze weg. Twee uur later, twintig minuten nadat Philippe had gebeld en een boodschap had achtergelaten, belde ze vanuit de bibliotheek. ‘Je had gelijk. Er is niets over in de Britse pers verschenen. Ik heb alles nagezocht.’ Het enthousiasme was terug in haar stem. ‘Ik ben nu de boeken aan het nakijken. Over een uur of zo weet ik het zeker.’

Lambourne vertelde haar dat Philippe had gebeld en Marinella vroeg of hij iets over Le Monde had gezegd. ‘Nee, hij heeft alleen zijn nummer achtergelaten.’ ‘Oké, bedankt. Ik zal hem bellen.’ Ze hing meteen op. Lambourne zag haar pas weer aan het begin van de avond. Ze was in een uitgelaten stemming en bracht hem snel op de hoogte: Le Monde had er iets over geschreven, maar dat waren maar vijf regels op pagina twaalf, op de dag na de misdaad, en daarin werden alleen de naam van de jongen en het stadje genoemd. De namen van zijn ouders of andere details werden niet vermeld. ‘De jongen is blijkbaar nog vijf dagen in leven gebleven en toen hij overleed, is daar niets over in Le Monde verschenen. Drie stukken in La Provencal, één groot, twee klein. En helemaal niets in de Britse pers of in boeken.’ ‘Je lijkt opgelucht.’

‘Ik ben in de wolken. En ik ben uitgehongerd, laten we gaan eten.’

Tijdens het eten kon David haar nauwelijks bijhouden. Dit was de Marinella die hij zich herinnerde: vol vertrouwen, optimistisch, energiek, ogen die fonkelden van enthousiasme. Hij was blij dat hij haar eerdere twijfels had kunnen wegnemen. Maar toen ze het hadden over de volgende stappen: het vinden van de Rosselots of vriendjes van vroeger die Eyrans rol van Christian Rosselot konden bevestigen, voelde hij zelf de eerste onzekerheid toeslaan.

Marinella praatte alsof ze plotseling op de snelweg zat nadat ze een tijdje verdwaald was geweest op een achterafweggetje, en nu met vol gas over de weg schoot en geen enkel obstakel zag. En hij maakte zich zorgen dat hij haar misschien een beetje te veel had aangespoord en dat, als ze plotseling op een obstakel zou stuiten en zich weer verslagen zou voelen, hij zich daar deels verantwoordelijk voor zou voelen. Nu hij haar enthousiasme weer had aangewakkerd en hij na de paar volgende sessies zou moeten besluiten dat het voortzetten van de regressietherapie niet in het belang van zijn patiënt was, zou het harteloos lijken als hij opeens de stekker eruit zou trekken. Dat enthousiasme sleepte Marinella door de volgende twee dagen. Het eerste struikelblok was het feit dat de Rosselots niet meer in die omgeving gevonden konden worden. Een ambtenaar van het stadhuis raadde Philippe aan contact op te nemen met de gendarmerie in Bauriac. ‘Zij hebben een groot deel van het onderzoek gedaan en misschien weet iemand daar waar ze gebleven zijn.’ Philippe kon op de gendarmerie maar één persoon vinden die zich het onderzoek herinnerde, Capitaine Levacher. Hoewel Levacher zelf niets wist over de Rosselots of waar ze tegenwoordig woonden, had hij wel een telefoonnummer van iemand die hem misschien verder kon helpen. ‘Dominic Fornier. Hij heeft dertig jaar geleden aan het onderzoek meegewerkt.’ Hij had ook het nummer van Capitaine Poullain, die het onderzoek had geleid, maar Levacher legde hem uit waarom hij dacht dat het zinniger zou zijn als hij met Dominic Fornier praatte. ‘Hier heb ik het. Rijkspolitie, Panier-district, Marseille, 1974. Dat is het laatste nummer dat we van hem hebben.’ Philippe belde het nummer en kreeg een ander nummer, van het districtsbureau in West-Marseille. De mensen in West-Marseille waren argwanender en wilden geen informatie geven, vroegen alleen zijn naam en telefoonnummer en beloofden dat iemand hem terug zou bellen. Philippe kreeg dat telefoontje pas de volgende ochtend, toen een meisje dat Therése heette hem een nummer in Lyon gaf. Philippe belde het en kreeg te horen: ‘Hoofdinspecteur Fornier is op dit moment in bespreking. Rondom het middaguur zal hij waarschijnlijk weer beschikbaar zijn.’ Philippe lichtte onmiddellijk Marinella in. Ze keek op haar horloge: tien over halftien. Het was in Frankrijk een uur later, dus zou Philippe het over een uur of twee nog eens proberen. ‘Fantastisch. Ik blijf bij de telefoon zitten en wachtje nieuws af.’

Nog twee uur en dan konden ze hopelijk Christian Rosselots leven in elkaar gaan zetten. Maar afgezien van deze opwinding voelde ze zich opeens ook rusteloos, slecht op haar gemak. De afgelopen twee dagen van onderzoek en Philippes papieren jacht door Frankrijk hadden toch het nodige van haar zenuwen gevergd. Terwijl ze de vlinders in haar buik tot rust probeerde te brengen, trof het haar dat het misschien ook iets anders kon zijn: het schrikbeeld van mogelijk falen was plotseling weer terug. Nog twee uur wachten.